Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet gemeentelijke herindeling Den Haag en omgeving

 

Artikel 8
1
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt, na overleg met de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten 's-Gravenhage, Leidschendam, Nootdorp, Pijnacker, Rijswijk en Voorburg, het aantal ambtenaren vast dat met ingang van de datum van herindeling van de gemeenten Leidschendam, Nootdorp, Pijnacker, Rijswijk en Voorburg voorlopig overgaat naar de gemeente 's-Gravenhage.
2
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Leidschendam, Nootdorp, Pijnacker, Rijswijk en Voorburg stellen elk binnen twee maanden na de vaststelling van het aantal ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, doch uiterlijk drie maanden voor de datum van herindeling, een voordracht vast waarin vermeld de ambtenaren die voor overgang in dienst van de gemeente 's-Gravenhage in aanmerking komen. Deze colleges behoeven de instemming van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Gravenhage voor een voorgenomen voordracht.
3
Indien de voordracht niet binnen de daarvoor gestelde termijn is vastgesteld, kan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het college dat de voordracht moet vaststellen of met de voorgenomen voordracht moet instemmen hieromtrent een aanwijzing geven. Het college geeft terstond uitvoering aan de aanwijzing van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
4
De artikelen 59, 60, 62, 63 en 65 van de Wet algemene regels herindeling zijn op de in de voordrachten vermelde ambtenaren en op de gemeente 's-Gravenhage, respectievelijk het bevoegd gezag van de gemeente 's-Gravenhage van overeenkomstige toepassing.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •